VOETBAAALLL!!!
 
Het wordt ons uiteindelijk in het toeristenbureau van Rada Tilly afgeraden: ook zij denken dat rondrijden met een geel NL kenteken niet per se handig is in Comodoro tijdens de wedstrijd Nederland-Argentinië. Maar waar gaan we dan wel kijken? De restaurants en bars zijn gesloten tijdens de wedstrijd, uiteraard, want iedereen kijkt toch thuis voetbal?
Dus eindigen we in het restaurant van het plaatselijke tankstation, samen met de bediening en de lokale jeugd. De wedstrijd is al begonnen en de sfeer is gespannen maar ook uitbundig, Argentinië staat met 2-0 voor… Onopvallend gaan we in een hoekje staan en proberen niet uit te stralen dat we voor de tegenstander zijn. Maar man, wat is dat moeilijk! Voor de Argentijnen is dit spel zo belangrijk, dat we ons al snel laten meeslepen in hun passie. Heftige protesten, tranen en handen voor de ogen bij de Argentijnen als we in één keer op 2-2 staan, terwijl wij steeds dichterbij komen. Op het puberstelletje bij het raam na, dat alleen ogen voor elkaar heeft, zijn alle ogen aan het scherm vastgeplakt. Ook wij zijn volledig gehypnotiseerd en kunnen het niet geloven.. penalties!
De stresslevels gaan nu helemaal door het dak bij de Argentijnen, terwijl bij ons het ongeloof heerst. Het zal toch niet?! Maar al snel blijkt de druk teveel. Er komt een einde aan de ongelofelijke rit van de Nederlanders, de Argentijnen hebben alle penalties raak. Het feestgedruis barst los en stilletjes vraagt onze buurvrouw: ‘De donde son? Holanda?’. Alhoewel het vast al veel meer opgevallen zal zijn, fluister ik ‘si’ en krijg een knuffel. Als Emiel en ik naar buiten lopen vraag ik me hardop af wat de reactie was geweest als we gewonnen hadden…
 
 
Na al het voetbaldrama vertrekken we rustig richting Sacramiento. Naast dat we via deze weg langs een klein versteend bos rijden wat we graag willen zien, rijden we zo ook via Perito Moreno naar Los Antiquos. Emiel heeft in een reisgids gelezen dat de oorspronkelijke bewoners van dit gedeelte in Zuid-Amerika hun ouderlingen hier achter lieten. Deze mensen, die niet langer mee konden komen in het nomadische bestaan van de stammen, nestelden zich hier. In deze vallei, waar een rivier stroomt en het klimaat zacht is, kwamen de ouderlingen, de antiquos, om te sterven. We hopen in Los Antiquos meer te horen over het leven van deze stammen, maar eerst dus langs het versteende bos. Op naar de tijd dat er nog helemaal geen mensen rondzwierven, waar dan ook ter wereld. Op naar de tijd dat de dinosauriërs over de wereld heersten!
Het is rustig bij de ingang als we aankomen, er staat slechts één andere auto geparkeerd bij het parkwachtersgebouwtje. Daarachter zien we een paadje lopen, tussen hoge rotsformaties en open stukken vol zand en borstelige struikjes. De wind waait hard en trekt aan onze kleren. Na de uitleg van de parkwachter en het downloaden van een informatiebrochure over het park, lopen we naar het eerste punt. Vanaf hier hebben we uitzicht op een steile heuvel waar meerdere stenen ‘palen’ uitsteken.
Dit zijn de versteende bomen. Toen het klimaat veranderde en deze prehistorische bomen stierven, werden ze meegesleurd door het water en afgezet op de stranden. De vallei waar we nu op uitkijken is dus ooit een zee geweest. Doordat de cellen van de bomen gevuld werden met mineralen van deze zee ontstond er onder grote druk verstening van het hout.          
Iets verderop hebben we een beter zicht op de vallei en snappen we wat de brochure bedoeld met verschillende kleuren aardlagen en tijdsperiodes. De bergen voor ons hebben duidelijke lagen, een groene, roze/rode en een zwarte. Elk staat voor een bepaalde tijd in de geschiedenis van de aarde. De middenlaag is de laag waarin de dinosauriërs uitstierven. We lopen langs de omhulsels waar de versteende bomen in liggen en gevormd werden, een soort van sacrofagen. Aangezien we het hele park voor onszelf hebben, krijgen we ruim de kans om overal in te kijken van heel dichtbij. Nieuwsgierig als we zijn proberen overal bij te komen en alles aan te raken.
Als we weer bij de uitgang zijn, worden we nog gecontroleerd op ‘diefstal’. We mogen absoluut niks meenemen uit het park en moeten onze zakken leeghalen. De parkwachter die ons controleert kijkt ons streng aan met zijn goede oog en een glazen oog waarvan de pupil net iets lichter bruin is dan de echte en net iets de andere kant opkijkt. Verrast legen we onze zakken. Sleutels, labello..Gelukkig zijn we onschuldig en mogen we onze weg vervolgen. Langzaam rijden we over de gravelroad door hetzelfde kale landschap met prikkelbosjes naar Perito Moreno. We weten ondertussen dat deze struikjes taaier zijn dan we dachten. Door de heftige wind (100 km/u is niks!) kunnen ze niet hoger groeien dan je knie en veel bosjes zijn dan ook al honderden jaren oud, al die tijd worstelend om iets hoger te groeien.
 
 
 
Zo arriveren we over de eentonige weg in Perito Moreno. Het dorp, voor de duidelijkheid. Zuid Amerikanen zijn niet de creatiefste in hun naamgeving en zo heeft elk dorp een straat met 21 de Mayo in Argentinië of Santiago in Chili. Bedenk je maar eens dat elk dorp een straat heeft met 5 mei of Amsterdam. En zo heeft Perito Moreno, één van de ontdekkers van Zuid-Amerika, een gletsjer, een stad en een national park met zijn naam. We rijden direct richting de camping, die onderhouden wordt door Raul.
Raul is een heer op leeftijd, die zoals hij verteld in zijn snelle hak-op-de-tak spaans, politieagent is geweest en na een klap op zijn hoofd met pensioen moest. Tussen het aanbod van eieren en het zetten van thee in zijn kleine huisje waar het bed in zijn keuken staat, kletst hij verder over zijn kinderen en alle mensen die hier bleven slapen. Nadat we ons ingeschreven hebben in het boek en alle foto’s bekeken hebben, besluiten we eerst nog snel naar een garage te gaan om Buca’s olie te verversen na alle kilometers. Terug bij Raul zetten we haar in de achtertuin die camping heet en bakken pannekoeken. We raken in gesprek met een Braziliaan, die fietsend door Zuid-Amerika gaat. Hij verteld hoe hij en zijn vriendin in Patagonië besloten hebben om hun tactiek om te gooien: In plaats van overdag fietsen, staan ze nu om 01:00 op en fietsen ze tot 09:00. Dan gaan ze slapen en herhalen ze deze routine. Dit doen ze om de Patagonische winden te ontwijken.
Deze winden zijn beroemd en berucht en één van de grootste redenen dat ik blij ben dat we hier met Buca reizen.
Met een snelheid die oploopt tot boven 100 km/u, bepalen ze voor een groot deel hoe de dag verloopt. Als we ‘sochtends opstaan, kan er alleen of de achter- of de voordeur open, want als de wind er doorheen gaat als door een windtunnel, dan vliegt er vanalles weg. Als we voor in willen stappen, opent 1 de deur als eerste terwijl de ander wacht tot die deur dicht is. Wanneer we uitstappen, gaat er 1 deur open en die wordt stevig vastgehouden zodat de wind de deur niet uit de hengsels rukt. Wanneer we willen koken, staat Buca met haar neus in de wind, zodat we in de bescherming van de achterdeuren een vlammetje brandend kunnen houden. En tegen bedtijd hopen we dat we Buca en de daktent ergens kunnen zetten met genoeg windbescherming zodat het niet voelt alsof we op een schip op woelige zee slapen. Dit is ons tot nu twee keer niet gelukt, zodat we in Buca moeten slapen. De reden dat de wind iets minder heftig is snachts, is dat de lucht afkoelt. Patagonië wordt in het westen afgeschermd door het Andesgebergte, waar warme lucht bovenin snel afkoelt en met grote snelheid over de Patagonische steppe rolt. Omdat de lucht snachts kouder wordt, is er ook minder luchtverplaatsing vanaf de grote hoogtes van de bergketen over de vlakte. Maar dan nog! Om dan ’s nachts te gaan fietsen…wat zie je dan nog tijdens je reis? Verder naar het zuiden komen we nog meer fietsers tegen, tot hele gezinnen aan toe.. Moeder met achterop een kleine en vader voor en achter eentje. Het dwingt respect af, maar ons zul je dit nooit zien doen!
 
Uitgerust en volgeladen met boodschappen trekken we verder naar Los Antiquos. Het plan is om daarna weer terug te gaan naar Perito Moreno, maar dat idee wordt al snel een ander plan als we aankomen bij informatiecentrum. Los Antiquos zelf is inderdaad een groene oase met een warm klimaat en nauwelijks wind. Er groeien veel bomen, er is genoeg water en er zijn veel andere overlanders te zien op de hoofdstraat van het dorp. Zo ontmoeten we onder andere een belg die zijn landrover verscheept heeft en samen met zijn hond reist. Zijn plannen liggen net zo vast als die van ons, niet dus. Want als we eenmaal binnenstappen bij het informatiecentrum, verteld één van de aanwezige dames ons dat ruta 41, richting Lago Posadas, heel erg mooi is om te rijden. We zien al snel op de kaart dat er op verschillende punten heilige plaatsen zijn van de oorspronkelijke bewoners van Zuid-Amerika. Emiel en ik worden gelijk enthousiast maar de dame van het toeristencentrum niet echt.
Dit is de eerste keer dat we een beter maar moeilijk te begrijpen kijkje krijgen in de korte maar ontzettend heftige geschiedenis van Republica Argéntina. Er zijn twee problemen die ervoor zorgen dat de vrouw zeer terughoudend reageert op ons nieuwsgierige vragen. Allereerst is er het probleem dat de sites allen op Estancialand liggen. En dat is in de regel niet vrij toegankelijk. Of liever gezegd, om elke Estancia met ongelooflijk veel grond zit een hek met regelmatig de bordjes ‘no pasado’ en ‘privado’. Voor één van deze plaatsen, Cerro de los Indios, waar je zonder hekken of regels bij rotstekeningen kunt komen, zijn er plannen voor een toeristencentrum en het vragen voor toegangsgeld. Ze zal het even navragen via de app aan haar collega in het dorp Lago Posadas. Deze reageert negatief, de site is tijdelijk gesloten en zal dit jaar niet opengaan. Emiel en ik weten nog niet hoe en wat, maar we willen het toch proberen. Nooit geschoten is altijd mis!
Maar dan is er nog een tweede obstakel en deze puzzel hebben we nog steeds niet opgelost. We weten (of gokken) dat het probleem ontstaan is door de bijna volledige uitroeiing van de oorspronkelijke bewoners. Bijna alles van hun cultuur en taal is efficiënt geëlimineerd, waardoor we nu nauwelijks weten wat en waarom ze iets deden. Onze vraag over de geschiedenis van Los Antiquos en de begraafplaatsen hier wordt met twee zinnen beantwoord. We zijn verbaast en snappen niet zo goed hoe wij al meer weten door een reisgids dan het lokale toeristencentrum. Onze twijfel wordt nog groter na Cerro de los Indios, waar niemand iets kan vertellen over de tekeningen en in het beroemde Cueva de las manos is de chaos helemaal compleet wanneer onze gids verteld dat de handen gemaakt zijn door mensen die hier waren voor de oorspronkelijke Zuid- Amerikanen. De oorspronkelijke oorspronkelijke Zuid-Amerikanen dus. Als kers op de taart kan ze ons niks vertellen over de tekeningen bij Cerro de los Indios, ondanks dat we vermoeden dat die even oud zullen zijn als de handen in Cueva de las manos en letterlijk een honderdtwintig kilometer verder. Neemt niet weg dat ze een geweldig enthousiaste gids is, die ontzettend veel weet van Cueva de las manos zelf. Toch blijft er zoveel onduidelijk voor ons.
 
We besluiten dus eigenwijs te zijn en aan het einde van Ruta 41 op zoek te gaan Cerro de los Indios. Vanaf het moment dat we beginnen aan Ruta 41 zijn we verliefd. Over glooiende heuvels, met voor en naast ons uitzicht op de grillige bergen van de Andesketen en links van ons bijzondere rotsformaties in allerlei regenboogkleuren, rood, geel, turquoise, bruin rijden we onder een strakblauwe hemel over een volledig verlaten gravelweg. Ondertussen luisteren we naar de Spaanse audiotour die we hebben gedownload in het toeristencentrum, waar we samen beetje bij beetje begrijpen hoe de wereld om ons heen ontstaan is. Waar we nog het meest van genieten, nouja, ik dan, is de traditionele muziek die gespeeld wordt aan het einde van de tekstjes. De muziek en de vocalen hebben iets nostalgisch en verlaten. Het past volledig bij onze omgeving. Op een gegeven moment wordt het land waar we doorheen rijden weer groener en rijden we door bossen waar we hout sprokkelen voor een kampvuur. We laten schapen passeren over de weg en beginnen langzaam rond te kijken naar een slaapplek. Als we richting een riviertje rijden, zien we beneden onze een grote Overlanderstruck staan. Ze staan helemaal alleen op een natuurcamping in de kleine canyon, gemaakt door de lokale overheid om te voorkomen dat er overal gekampeerd gaat worden. ‘Arme mensen, dan hebben ze de hele dag de camping voor zichzelf, komen wij op het laatste moment erbij staan!’ zeg ik tegen Emiel. De Duitsers zijn echter heel hartelijk en vertellen ons dat als we iets verder rijden op het terrein, we iets meer tussen de bomen staan. Het is een prachtige plek. We maken een kampvuur en eten marshmallows. Met een ondergaande zon op een besneeuwde bergketen en naast een stromend beekje genieten we van de stilte. ‘S ochtends wassen we ons in het ijskoude water en gaan weer op weg, waar we regelmatig samen met de Duitsers stoppen. Onderweg zien we Flamingos badderen in één van de vele meren. Het is een prachtige zonnige dag en het is jammer dat de route aan het eind van de dag afgelopen is. Maar we verheugen ons op morgen, als we naar Cerro de los Indios zullen rijden!
 
Eerst rijden we verkeerd omdat we problemen met de coördinaten hebben. Als we dan via de omschrijving van voorgangers naar de andere kant van het dorp rijden, staan we bij een open poort. De omheining omspant een gebied van meerdere voetbalvelden aan graasgebied en in het midden loopt een ripioweg naar een bosje in de verte. Ondertussen weten we dat die bosjes vaak betekenen dat daar het woonhuis van de Estancia is. De kolonisten plantten bomen tegen de heftige wind, vaak Europese platanen, rondom hun huizen. Omdat de rest van de omgeving vaak alleen geel gras en doornige bosjes bevat, valt dit extra sterk op. We kiezen ervoor om dit feit even te negeren en besluiten het pad op te rijden richting de heuvels die achter de boerderij verrijzen. Vlak voor het bosje splitst het pad en gaan wij naar links, weg van de boerderij. Dit geeft mij rust, de kans op een aanvaring met een boze Gaucho wordt nu iets kleiner. We rijden een heuvelrug over en komen bij een veekoraal. In het hek daarachter is een poortje naar de achterliggende heuvels. We lopen een 500 meter over de rotsen en schapenbeenderen tot een steile wand die zeker 200 meter hoog is. We zijn nu aan het einde van de beschrijvingen en kijken om ons heen waar we de tekeningen kunnen vinden. Het duurt niet lang voordat we de eerste cirkels in het zwart, geel en rood zien!    Het voelt alsof we een speurtocht aan het doen zijn, want hoe verder we langs de wand lopen, hoe meer geometrische vormen we zien. Ze zijn zo dichtbij en we zijn de enige bewonderaars op dit moment, het voelt tegelijk ontzettend gaaf en ontzettend onwerkelijk. Wetende dat duizenden jaren geleden mensen hier naar toe kwamen en hier hun verhaal achterlieten op de rotsen maakt me nieuwsgierig en tegelijk gefrustreerd. Hoeveel is er werkelijk bekend over hun, over hun leven? Hoe zag de wereld er toen uit, welke dieren leefden toen hier? En! Wat betekenen de figuren, zoals de cirkels in cirkels? Een stukje wordt beantwoord als we weer naar het noorden rijden, naar Cueva de las Manos. Wanneer we hier echter aankomen is het al zeven uur ’s avonds en is het centrum gesloten. Eén van de parkwachters wijst ons op een plekje iets verder terug op de weg door de canyon om te overnachten. We draaien en rijden twee bochten terug omhoog waar we Buca aan de rand van de canyon naast de weg stilzetten. Het uitzicht is fenomenaal vanuit onze daktent als we ’s ochtends wakker worden. Het bezoekerscentrum ligt rechts op het randje en ziet er zo heel klein uit. Terwijl de zon verder omhoog klimt worden de bergen langzaam roder en wordt de bodem van de canyon verlicht. Het staat vol met bomen en het is fijn om weer groen te zien!
Als we arriveren, zijn we de eerste en enige voor het eerste tijdslot van 9.00. Je mag hier alleen naar binnen met een gids (het contrast met Cerro kan niet groter) en de toeristenexcursies arriveren pas later op de ochtend. Dat betekend dat we een privétour krijgen! We vragen aan de gids sinds wanneer de Cueva alleen met gids bezocht mag worden. Ze verteld hoe aanvankelijk elke bewoner hier in de buurt ‘gewoon’ wist dat deze rotstekeningen hier waren. Het was gewoon zo, net zoals de bomen en de Estancia’s. Pas toen de eerste foto werd gemaakt, barstte het toerisme los. En daarmee helaas ook het vandalisme. Zo zijn er mensen die zichzelf onsterfelijk wilden maken door ook hun hand te plaatsen tussen de honderden anderen van duizenden jaren oud. Maar mensen zijn dan vaak ook een beetje heel erg dom (of geven er niks om) en beseffen niet dat hun techniek, verf op je hand en dan op de muur, niet de techniek was van de voorouders. De oorspronkelijke bewoners gebruikten een blaaspijp met daarin een poeder met een gele, rode, witte of zwarte kleur (afhankelijk van de tijdsperiode) waarbij ze de inhoud over hun geplaatste hand op de wand bliezen. Hierdoor krijg je dus een negatief. De meerderheid van de handen bestaat dan ook uit linkse handen omdat de rechtshandigen hun rechterhand gebruikten om te blazen. Maar uiteraard zitten er ook rechterhanden tussen! Niet alleen dat, als je de tijd neemt om te kijken zie je de door artrose kromgetrokken handen, de genetisch afwijkende handen met een extra vinger en natuurlijk lager op de wand, de kinderhanden! Iedereen staat erop, de hele gemeenschap is vertegenwoordigd.
Er is echter zoveel meer te zien dan alleen de handen. Ook hier zijn de geometrische vormen weer aanwezig en hebben ze de dieren om hun heen vereeuwigd. We zien Guanaco’s waar op gejaagd wordt, poema’s sluipend door bergen en een Ñandu! We vertellen onze gids hoe het ons aan de tekeningen op de rotsen van Alta (Noorwegen) doet denken. Ze kent de plek niet, maar is wel nieuwsgierig hoe oud ze zijn en hoe ze verschillen van deze plek. De tekeningen in Alta zijn niet getekend maar in de rots gekerfd en daar jagen de voorouders o.a. met sneeuwschoenen aan, iets wat ze ook afbeelden. Toch vinden Emiel en ik het fascinerend dat hier en in Alta de kunstenaars gebruik maken van de natuurlijke onregelmatigheid van de rots, hun canvas. Zit er een scheur in de wand? Mooi, dan is dat de canyon waar we de Guanaco’s in de val lokken en met tientallen tegelijk de afgrond injagen (zelfde methode als die van de natives van Amerika en Canada voor de bizonjacht). Is er een ingesleten kommetje in de muur? Dat is dan het meer, waar we vis vangen en elanden overheen zwemmen, of de hol van de beer in winterslaap. En dat zijn slechts enkele voorbeelden van hun creativiteit! Het is een fascinerend verhaal, dwars door duizenden jaren heen.
 
Onder de indruk van zoveel geschiedenis zo dichtbij, beginnen we aan onze volgende strekke, op naar El Chaltèn! Onderweg naar Chaltèn hebben we nog een discussie over onze voorraad boodschappen en diesel. Ik denk dat we écht wel, echt HEUS wel in Tres Lagos alles kunnen krijgen en dus niet eerst hoeven te stoppen en vet ver hoeven om te rijden (2 kilometer) voor Gobernador Gregores. Emiel houdt echter voet bij stuk (issie goed in) en dus halen we de meeste dingen in Gregores. Ook gaan beide tanks (samen 270 L) helemaal vol. Thank god. Als we door Tres Lagos rijden zien we een cafetaria die eruit ziet alsof ze al jaren gesloten zijn, we zien GEEN supermarkt en het ’tankstation’ is een zielige, eenzame pomp. Later, als wij al in Ushuaia zitten, lezen we in een overlanders appgroep hoe een groep motorrijders daar dagen vast heeft gezeten omdat er geen diesel was. Aan dit verhaal zit uiteraard een hele grote jammer maar helaas vast, Emiels ego stijgt natuurlijk naar ongekende hoogtes en de grijns gaat er niet meer af tot in Chaltèn zelf. En jahaa, ik heb mijn lesje geleerd. In het zuiden van Argentinië zijn de punten voor bevoorrading veel schaarser (veel minder dichtbevolkt) en dat vraagt om een goede planning.
Na een bezoek aan het bezoekerscentrum besluiten we een camping te zoeken, een mens moet immers af en toe serieus douchen. Die sponsbaden van ons helpen niet eeuwig. Maar een camping met ruimte voor onze Buca blijkt nogal een ding. De meeste campings zijn voor tentjes, maar uiteindelijk rijden we via een paadje vanaf de hoofdstraat een grasveld op. Eén van de aanwezige jongens zegt dat de eigenaar er niet is, maar dat het geen probleem is. We parkeren Buca zoveel mogelijk uit de wind en lopen dan het dorpje weer in. Als we een beetje hebben rondgekeken keren we terug. Het is een koude avond en na het avondeten besluiten we in de auto te gaan zitten met de standkachel aan. Plots wordt er hard op de auto gebonkt. We schrikken en stappen uit de auto. Het blijkt de eigenaar te zijn, die gelijk begint te roepen dat auto’s niet welkom zijn hier. Boos gebaard om zich heen en roept in het Spaans ‘Alleen tenten!’. Als ik probeer uit te leggen dat de jongen zei dat het ok was en dat het maar voor twee nachten is, volgt er na een raar gesprek waar we van één nacht naar drie weer terugkomen op twee, goedkeuring. Terwijl we ons geld pakken om te betalen, loopt hij verder in het donker over het terrein. Op een gegeven moment horen we hem tekeer gaan in het Spaans en grijpt hij een trekkerstentje en werpt deze een meter of twee verder. Emiel en ik snappen er niks van en de hele sfeer is raar. We denken eerst nog dat hij de tent verzet vanwege de wind, maar de nieuwe plek is helemaal niet goed. Of heeft iemand het tentje achtergelaten? Maar er stonden nog schoenen in… en tegen ons is de man daarna weer poeslief. Emiel en ik zijn het er in ieder geval over eens dat twee nachten zat is.
De volgende dag horen we langzaam meer van de jongen die we gister hebben gesproken. Hij en zijn vrouw zijn muzikanten die naast het optreden in de bars ook overdag voor de camping zorgen zodat ze er gratis mogen wonen. Ze vertellen dat het een gave plek is, maar dat de eigenaar een alcoholprobleem heeft. Hij heeft helaas een agressieve dronk en de tent is van een Duitser, die verteld dat hij de vorige keer de laatste nacht niet betaald had en nu weer terug was. Volgens hem was de eigenaar nergens te bekennen en was het niet zijn schuld. De eigenaar herkende het tentje in ieder geval nog wel. Wij zijn blij dat we morgen vertrekken.
We kletsen nog wat verder met de permanente bevolking van deze camping en krijgen zo nog wat tips over welke hikes minder bekend zijn maar ook heel gaaf. Zo verteld één van hun dat haar favoriete route naar het uitzichtpunt Loma del Plieque Tombado is. Is wel een stukje klimmen maar je hebt, zeker op heldere dagen, een 360°C uitzicht op onder andere het beroemde Fitz Roy, de gletsjers en de meren Madre y Hija. In al mijn enthousiasme denk ik, prima, dat is een leuke opwarmer voor onze twee dagen durende hike, waar we met tent bij Fitz Roy willen overnachten. Dus beginnen we de dag erop (als Argentinië tegen Frankrijk moet spelen) vrolijk aan onze ‘opwarmwandeling’! Vanaf het begin is het alleen maar stijgen en we zijn de enige die nog om elf uur beginnen. De route gaat door bossen en langs rotsen. Het is heel zonnig en we trekken al snel onze thermoshirts uit. Halverwege is er een stuk zonder stijgen, waar we tussen beekjes en struiken naar het volgende bos lopen. Rond half drie staan we onderaan een enorm steile bergpunt, waar aan de linkerzijde een sneeuwvlakte ligt. We kijken elkaar lachend aan… Jahoor, tuurlijk was dit er ook nog! We zijn nu al helemaal kapot, maar om nu om te draaien… Dat is geen optie! Dus laten we ons niet kennen en kruipen omhoog. Zeker het laatste stuk is klauteren op handen en voeten. Maar het uitzicht is ongelooflijk! Helemaal alleen (de laatste mensen vertrokken toen wij aankwamen) zitten we uit te blazen op dit topje van de wereld. 
De wind gaat ontzettend tekeer en nu zijn we erg blij met onze extra lagen. Nadat we genoten hebben van ons uitzicht en de rust, klimmen we langzaam en voorzichtig naar beneden. Als we weer terug zijn op de weide die iets verder terug lag, gaan we aan de rand van het bos op het gras zitten. Zo zijn we beschermd tegen de wind en in de warmte van de middagzon hebben we een geweldig zicht op Fitz Roy. Nadat we wat gegeten en gedronken hebben, vervolgen we onze weg terug naar Chaltèn. Bij een beekje vraagt Emiel of ik misschien wil stoppen en mijn voeten wil koelen. Hij is zo slim geweest om een sneldrogende handdoek mee te nemen en dankbaar doe ik mijn schoenen en sokken uit. Het is absoluut het beste gevoel ooit om in het koude water te stappen. Na deze korte pauze hobbelen we rustig terug. Als we dan binnen vijf kilometer van het dorp komen, horen we het getoeter en de feestvierende mensen, Argentinië heeft de Worldcup gewonnen! We lopen langzaam het laatste stukje terug naar de bewoonde wereld en als we omhoog kijken zien we twee Condors vliegen. Terwijl ze steeds hoger stijgen komen we eindelijk aan bij het bezoekerscentrum om zeven uur. Ik kijk nog eens goed op de kaart en bevestig wat Emiel al heel snel dacht, de route is tien kilometer één kant op… dus twintig in totaal. En…1000 meter stijgen..Zoveel voor mijn opwarmrondje! We gaan een biertje drinken en besluiten de dag erop een rustdag te houden en overmorgen richting Fitz Roy te wandelen. 

We staan nu op een andere camping, naast onze eerste. Dit is een grotere camping met een verwarmde binnenruimte en grote douches. Vooral de douches zijn geweldig! Het is zo lekker om na zoveel tijd onder een douche te staan die echt heet is en een flinke straal heeft!
De volgende dag blijkt de rustdag niet zo’n gek idee. Mijn knieën zijn beide twee keer zo dik en hoewel het geen zeer doet, loopt het maar raar. We brengen onze dag in de gemeenschappelijke ruimte door en ’s avonds pakken we onze tassen in voor het volgende avontuur. We vertrekken ’s ochtends enigszins chaotisch (gisteravond toch niet zo goed ingepakt als we dachten) en we beginnen uiteraard pas weer om elf uur. Nu is dat vandaag niet zo erg, het is maar acht kilometer naar natuurcamping Poincenot. Het is wederom goed weer en niet lang na onze middagpauze aan laguna Capri komen we aan. Poincenot ligt in een bos aan een beekje en op de route er naar toe wisselen bomen, struikjes en stuifzand elkaar af. Er zijn al meer mensen aangekomen die hun tent al hebben staan. We kiezen een redelijk vlak stuk uit en zetten onze tent op. Plots land er een grote vogel, die gelijk brutaal aan tassen begint te pikken en in tenten kijkt op zoek naar eten. Hij blijkt een Southern Crested Caracara te zijn en is zowel grappig als prachtig met zijn felrode gezicht en grootte. We doen onze tent goed dicht met haringen en besluiten nog naar mirador Piedras Blancas te lopen. Het is maar een klein stukje, zonder bepakking en we hebben vol uitzicht op de gletsjer. Als we terug zijn om te koken, merken we dat we per ongeluk onderdeel zijn geworden van een Nederlandse enclave met onze kampeerplek. Zowel links als voor ons staan Nederlanders. Het is toch een beetje maf om zo midden in Zuid-Amerika Nederlands te kletsen, maar Nederlanders vind je echt overal. We gaan wel op tijd naar bed, want het idee is om om 03.00 op te staan om Fitz Roy te beklimmen en met zonsopgang bij lago de Los Tres te zijn.
Het is nog pikkedonker als de wekker gaat. Onze is niet de enige die afgaat, om ons heen horen we hoe anderen hetzelfde plan hebben. We laten de tent staan en vertrekken de steile helling op. Met onze hoofdlampjes aan redden we ons redelijk ondanks alle losse keien. Boven aangekomen merken we echter al dat de zonsopgang verstopt zit achter de wolken en dat het niet zo spectaculair gaat zijn. Tot onze verbazing is dat het moment dat een gast in hardloopbroek onze voorbij RENT. Boven jogt hij twee rondjes om warm te blijven (het waait hard en regent) en roept dan ‘dit wordt toch niks!’ en rent weer naar beneden. Na een halfuur volgen we hem maar wel veel trager. Rond negen zijn we terug en duiken we nog even ons bed in. De rest van de dag lopen we via Madre y Hija naar de kruising met laguna Torres waarna we volledig kapot bij de camping aankomen.
 
 
Tijd voor nog een rustdag! Het is nu bijna kerst en twijfelen nog een beetje hoe we dit kunnen vieren. Emiel heeft al wel gekeken naar nog een Ruta 41, die naar het noorden gaat en doodloopt bij een groot meer. Voor wandelaars en fietsers is het mogelijk om dit meer met een veerboot over te steken en wandelend de grens met Chili te passeren. Voor ons is het echter een geweldige kampeerplek, vlak bij een watervalletje. Op tweede kerstdag klimmen we naar de gletsjer achter de camping bij het meer. Als iedereen weg is, springen we in het ijskoude gletsjermeer en worden langzaam weer warm in de zon. Als we terug zijn rijden we met een ondergaande zon weer naar Chaltèn. Tweede kerstdag wordt afgesloten met bier, pizza en gezelligheid met andere kroeggangers. Het wordt later dan gepland en zo eindigen we op de parkeerplaats voor het toeristencentrum. Morgen is er weer een dag, dan vertrekken we naar Ushuaia!