20221119_202236

Op naar het strand!

We zijn het drukke Buenos Aires uit en rijden met onze Buca naar de volgende bestemming! Ons plan is een poco vago, maar het is iets met het zuiden en via het strand😅.

En dus arriveren we ’s avonds op het strand bij Necochea, onder Mar del Plata. De zon is nog niet onder en we rijden vrolijk het strand op waar het bomvol staat met 4×4 wagens. De absolute nummer 1 hier in Argentinië is trouwens de Hilux. Dat lijkt aanvankelijk positief voor ons, dat Buca’s kleinere broertje zo populair is, want mogelijk zijn er dan veel Toyota garages die ook bekend zijn met Buca. Maar dat blijkt zeer zeker niet het geval te zijn in Argentinië. Naast het feit dat de Hilux een moderne auto is en Buca niet zo, hebben veel onderdelen van de Hilux een afwijkende maat voor die van Buca.
Als voorbeeld: we willen graag slotbouten op Buca’s wielen om te voorkomen dat ze gejat worden (laat je auto een paar uur alleen en kom terug bij een auto op blokjes zonder wielen). De all-terrainbanden worden in Argentinië namelijk alleen geïmporteerd met flinke extra belastingkosten, wat haar voeten goud geld maakt (één band is nu een mooie duizend euro waard).
Maar helaas wordt het vinden van de slotbouten nu al een omgekeerd Assepoesterverhaal want onze Assepoester past in geen enkel muiltje, hoezeer de vele prinsen in dit land hun best ook doen. Als men nog verder in het sprookje wil duiken, nee, Buca is kwaadaardige stiefzus en nee, haar muiltje is ze niet per se verloren.
We hadden haar muiltjes moeten kopen in Nederland, maar tsja, tijd en zo. Kortom, de landcruiser vind je hier niet, behalve als het dus om Overlanders gaat. En dat, in combinatie met dat alle fabrieken in Argentinië die onderdelen leverden voor Toyota gesloten zijn(tosjosta volgens de Argentijnen, dit heeft al heel wat verwarring veroorzaakt in gesprekken over Buca🤭), maakt Argentinië voor Landcruiserrijders en Overlanders in het algemeen een spannend land. Er mag niks, maar dan ook niks, kapot gaan wat we niet bij ons hebben!
Geloof me, er komen straks wat meer voorbeelden ter verduidelijking. Helaas.
Zeeleeuwen als buren
Voor nu verwonderen we ons over de Argentijnen, die op deze mooie lentedag in grote getalen naar het strand zijn gekomen en recht aan zee parkeren. We vergapen ons zelfs zo erg aan de hele linie 4×4’s dat we bijna over een enorme zeeleeuw heen rijden die lekker aan het zonnebaden is. Het gesprek tussen Emiel en mij verloopt zoals je zou verwachten bij een bijna aanrijding met een zeeleeuw: “Emiel! Pas op! Wat is DAT?” en dan “Issie dood? NEE, HET BEWEEGT! Emiel, hij leeft!” naar “Emiel, pas op, het is een mannetje, die kunnen echt snel zijn en gevaarlijk!”. Ja, Emiel heeft wat te stellen met mijn spraakwaterval af en toe. We zien er verderop nog twee liggen en besluiten vlakbij de dieren en de zee de auto te stoppen en wat te drinken. We zetten de stoeltjes en tafel op nog geen vier meter, maar de heren gunnen ons geen blik waardig.
Niet alleen wij als gekke toeristen vinden de zeeleeuwen geweldig, ook voor de Argentijnen is dit vrij uniek. Veel mensen komen langzaam dichterbij voor een foto, tot één van de mannen weer eens niest en iedereen een meter de lucht in springt.
Daarnaast trekt Buca ook de nodige aandacht en komen veel mensen vragen waar we vandaan komen en wat onze reisplannen zijn. Zo is de avond snel voorbij en weten we nu ook dat het geen probleem is om op het strand te kamperen. We zetten Buca iets verder terug, in de beschutting van de duinen en ver genoeg dat ze geen natte voeten zal krijgen en gaan slapen.
De zeeleeuwen liggen er nog steeds als we wakker worden, maar door het grauwe weer is het strand verder volledig verlaten.
Strandrit van 300 kilometer
Ik ren nog snel de zee in terwijl Emiel me voor gek verklaard en dan rijden we verder over het strand richting Monte Hermoso. Buca doet het goed ondanks al het gewicht wat ze meesleept (nu rond de 3500kg). We hebben vantevoren uiteraard haar banden afgelaten en in de 4×4 (2H) doet ze het super in het zware zand.
We overnachten op het strand, waar we de beschutting opzoeken van bosjes en duinpannen vanwege de wind. Onderweg zien we vanalles, van bootwrakken tot een walvisskelet dat half bedolven ligt onder het zand.
Het voelt bijna aan alsof we even buiten de tijd om leven, zo alleen als we zijn. We komen op z’n hoogst één auto per dag tegen die een hand opsteekt en snel verder rijdt. Het voelt heel bijzonder om zo dit stuk van Argentinië te ontdekken.
Helaas zien we ook iets wat minder goed voelt en toch net zoveel indruk maakt: we zien een dode dolfijn met een lange snuit, waaromheen heel strak een stuk visnet zit gedraaid. Je hoeft geen wiskunde, of misschien in dit geval diergeneeskunde, te hebben gestudeerd om te weten wat wij allebei stilzwijgend denken: dit dier is verhongerd door onze toedoen, door de mens.
Emiel wil er een foto van maken, maar ik voel me ongemakkelijk en verdrietig en vraag hem om het niet te doen. Hij vraagt me waarom niet en ik antwoord dat ik het naar vind om een foto van een dood dier te maken, dat zo duidelijk geleden heeft.
Hij vraagt me vervolgens wat het met me doet en of ik hier iets over wil schrijven later. Ik besef dat hij gelijk heeft en me soms beter kent dan ik mezelf. “En dus maken we een foto Leslie, ter ondersteuning en verduidelijking van jouw verhaal” zegt hij.
 
Een heroïsche reddingspoging
Diep in gedachten verzonken rijd ik verder tot Emiel me waarschuwt dat we bij een stuk komen waar een rivier uitmondt in de zee en ik moet opletten waar ik door het water rij. Ik vraag Emiel te kijken hoe diep het is en hoe zacht het zand is om te weten of het überhaupt kan en zo ja, waar ik het beste er doorheen kan rijden. Emiel stapt uit en terwijl hij het water inloopt, kloppen er twee jongens op mijn raam.
Ze hebben een vraagje. “Zie je die witte auto daar rechts van je?”. Ze wijzen naar een witte pick-up truck die zeer stabiel op één plek staat, aan de andere zijde van de rivier. Als het een mens was geweest, had ze tot haar heupen in de modder gestaan. De schouders trouwens ook. Ondanks dat de jongens hier uit de buurt komen, hebben ze zich goed vast gereden.
Ze hopen dat wij, of liever gezegd Buca, ze misschien kan helpen. Maar eerst moet ik met ons meisje zelf naar de overkant.
Emiel verteld me wat ik moet doen en zonder twijfel rijdt ze me erdoorheen. Eén van de jongens grapt nog of ik dat kan leren aan zijn vriend die zich vastgereden heeft, maar als we bij de auto (een Chevrolet s10 high country pick-up) aankomen blijkt wel dat Buca sterker is en tenminste all-terrainbanden heeft. We halen de sleeptouwen en de D-harpen uit één van Buca’s lades en lopen enthousiast naar de andere auto… die geen sleepoog of trekhaak heeft. Een trekhaak mag in Argentinië niet op de weg en kun je zelfs een boete voor krijgen, maar nu wordt het toch wel wat lastiger.
De drie vrienden gaan op hun buik in de modder liggen in de hoop achter de bumper de touwen vast te kunnen maken. Uiteindelijk lussen ze de touwen om de chassisbalk. We zien al dat de plastic bumper klappen gaat krijgen, maar dat maakt de eigenaar niks uit.
We proberen het vier keer, in de High, in de Low, met de Sperren aan en na uitgraven en zandplaten eronder. Het enige wat beweegt is de bumper die nu in een hoek omhoog staat. Tegen die tijd zegt één van de Argentijnen: “we are really, really fucked.” Dat zijn we wel met hem eens en ook met de volgende opmerking: “we need a tractor”.
Ze gaan rondbellen en krijgen te horen dat de redding er met twintig minuten zal zijn. Emiel en ik besluiten dit af te wachten en we krijgen Heineken aangeboden met de lunch die ze ter plekke koken. Als er dan een Jeep Wrangler op ons af komt rijden, reageren we allemaal een beetje lacherig. Dit is toch niet… Jawel, dit is de tractor!
De twee mannen gaan gelijk aan de bak. Één van de twee trekt z’n goede kleren uit en gaat in een kort broekje in de modder de lier bevestigen (goed voor 63 ton) en de ander begint diepe kuilen te graven om de Jeep in te graven. Voordat hij de Jeep er in kan rijden, moet hij echter een paar keer opnieuw starten. Mijn ongeloof groeit steeds meer, maar als de iets beschadigde Jeep in z’n prachtige camouflagekleuren het een vierde keer probeert lukt het hem! Met veel weerstand van de pick-up trekt de Jeep hem los!
Eigenlijk zou juist ik beter moeten weten. Toen ik Buca kneitervast had gereden in de modder tijdens trial rijden (ze stond tot driekwart van de banden in de modder. Mijn vraag aan Emiel? Of de handrem erop moest..alsof ze ergens heen ging😅) waren mijn redders in nood twee geprepareerde trialwagens, die toch stukken lichter en kleiner dan Buca zijn.
Na al deze sensatie nemen we afscheid en rijden we tot op het strand voor Monte Hermoso. Terwijl Emiel en ik ons afvragen of we hier van het strand af gaan of toch nog ook dat laatste stuk met badgasten doen, gebeurt natuurlijk het meest genante. Tussen de badgasten lopen we keihard vast. 300 kilometer strand zonder problemen en hier lopen we vast, op de laatste twintig meter en en public. Lekker dan. Het helpt wel met onze beslissing, we nemen de afrit van het strand die tien meter terug ligt.
Terwijl Emiel en ik de net opgeborgen zandplaten weer tevoorschijn toveren en onder de wielen ingraven, komt er een behulpzame oudere meneer vragen of het allemaal lukt. Terwijl hij vijf keer herhaalt dat we de banden verder moeten af laten en ik hem te woord probeer te staan en tegelijk Emiel moet vertellen of hij goed gaat op de platen, komt Buca los. Hallelujah! Emiel grapt nog dat we nu ook nog een stukje verder kunnen rijden, maar ik geloof dat mijn gezicht boekdelen spreekt.
 
Onze eerste berg beklimmen in Z-Amerika…
Voordat we Buenos Aires verlieten, hadden Emiel en ik al rondgevraagd of het gaver was om over het strand of via de kleine bergketen bij Sierra de la Ventana naar het zuiden te gaan. De meningen waren 50/50 en daarom hadden we het idee opgevat om beiden te doen. Nu rijden we dus door vanaf het strand naar Sierra de la Ventana, om daar twee nachten te verblijven en om naar Cerro de la Ventana te hiken. In de top van de berg zit een uitsparing met daarboven een boog, waardoor er een gat ontstaat. Dat is de reden dat deze bergtop Cerro de la Ventana heet, een ventana is namelijk een venster in het spaans.
Als we aankomen in Sierra, is de toeristeninformatie nog precies tien minuten open (dit wordt ondertussen een traditie van ons, precies voor sluitingstijd het informatiecentrum binnenlopen, zie onze blog van de Noordkaap).
De dame achter de balie weet ons te vertellen dat morgen het park Tornquist gesloten is, maar donderdag kunnen we wel ons om 9.00 melden bij de ingang waar we samen met een gids en anderen omhoog zullen lopen. Deze hike mag namelijk alleen met gids gelopen worden.
Dat betekend morgen een rustdag op de camping, of althans een reorganiseer-uw-auto-boodschappen-was-doen-en-bustent-uitprobeerdag.
 
Gelukkig staan we op een supercamping met genoeg bescherming tegen de wind én staat er een andere landcruiser (met opbouw) uit Zwitserland. Ook zij gaan richting het zuiden maar niet zo ver als Ushuaia. Ze reizen al een aantal jaar af en aan in Zuid Amerika, dus nemen iets meer de tijd dan wij. Aan het eind van de dag leggen we alles klaar voor de wandeling van morgen.
Om 7.00 staan we op, zodat we op tijd voor de poort van het park staan. Samen met een aantal andere auto’s en een enorme toeristenbus wachten we tot de parkwachter arriveert en het opent.
We moeten ons vervolgens melden bij de gids, ons voorstellen aan de groep (het levert ons applaus op, maar ik ben nog steeds niet zeker waarom precies) en dan vertrekken we. De hele groep spreekt Spaans en op een Amerikaanse jongen na die hier familie heeft, zijn wij de enige twee buitenlanders. We maken hoe dan ook een blijvende indruk, als Emiel kort voor het einde ineens beseft dat zijn telefoon nog halverwege op een rustplek ligt… Gelukkig kunnen een paar mensen mijn Spaans/Engelsmix vertalen aan de gids, die het gelijk doorgeeft aan de groep achter ons via zijn zender. Ik voel me enorm opgelucht als de gids van de andere groep doorgeeft de telefoon te hebben gevonden, nu alleen nog Emiel weer naar beneden roepen. Die is namelijk alweer bijna halverwege de berg. De rest van de wandeling verloopt gelukkig zonder incidenten.
De hike is mooi en geen grote uitdaging, we worden zelfs ingehaald door een schoolklas (de kinderen vonden dit duidelijk een minder goede dagbesteding, maar vinden het wel tof om ons te groeten met een luide en vrolijke “Hello!”. We zijn heel duidelijk niet Argentijns😄).
 
..En weer terug naar het strand
Na de hereniging met de telefoon vertrekken we richting Puerto Madryn, om van daaruit naar het reservaat Punto Valdés te gaan. Eigenlijk wilden we heel graag de walvissen zien, die normaal eind November nog wel te zien zijn vanaf het strand. Helaas hebben de walvissen besloten om eerder te vertrekken. Maar we hebben wel degelijk mazzel! Als we drie dagen op Valdés zijn, rijden we naar Punto Norte, waar als we op de parkeerplaats zijn een Zwitserse ons verteld dat ze net orca’s hebben gezien.. We beginnen al te balen, jahoor, tuuuuurlijk missen we die ook nog net!!
Maar als we dan samen met haar meelopen naar het uitkijkpunt meldt haar vriend heel rustig dat ze nu juist onze kant op komen zwemmen. We kijken vol verwachting naar de plek die hij aanwijst, een stukje net voor de kust op zeker een kilometer van ons vandaan. En ja, we zien ze!!
We springen en rennen verder over het pad, dichter naar de dieren toe. Het wordt steeds beter, het is duidelijk dat het om vier volwassenen gaat… En een baby!
Ze zwemmen steeds dichter bij het strand en de volwassenen maken af en toe een schijnbeweging richting de groep zeeleeuwen die met hun jongen op het strand liggen te zonnebaden. Dit is iets wat de orca’s alleen bij Valdés doen. Onder strikte leiding van de matriarch van de groep, leren ze jagen op de pups van de zeeleeuwen door zich met opkomend tij op het strand te werpen, een snack te grijpen en zich weer in zee te laten zakken.
Dit is ook waarom we zo goed kunnen zien, ze komen zo heel erg dicht bij de kust. De zeeleeuwen doet het trouwens niet zo veel. Ze gaan lekker zwemmen en blijven rustig liggen.
Of het een levensles is in maximaal zelfvertrouwen of een iets te grote dosis positiviteit weet ik niet, maar ik ben zwaar onder de indruk van hun überrelaxte attitude!
We rijden over de gravelweg terug naar onze slaapplek van de afgelopen dagen, de parkeerplaats in de haven van Punto Pyramides. Terwijl de zon de hemel in roze, rood en oranje schildert drinken we heel gelukkig een glas wijn.
 
Ruitje kapot..
Na vier dagen Valdes is het voor ons tijd om verder te gaan. Na pinguïns, orca’s, zeeleeuwen, guanaco’s en gordeldieren gaan we door richting Trelew.
En het is in Trelew dat ons geluk met de auto voor even onderbroken wordt. We hebben boodschappen nodig en besluiten Buca op de parkeerplaats te plaatsen van de Carrefour. Heel toevallig staan daar iets verderop ook de Zwitsers geparkeerd, die we ontmoet hebben bij Sierra de la Ventana. Samen lopen we naar binnen en werken ons lijstje af. Bij de kassa zegt één van de Zwitsers dat de lampen van onze auto ‘blinken’. Raar, Emiel gaat gelijk kijken wat er mis is. Nog geen minuut later komt hij teruggerend en roept dat er ingebroken is, ze hebben Buca’s rechtervoorruit ingeslagen! Ik reken af en loop snel naar Emiel toe. Tsja, het is niet te missen. Ze hebben ons meisje flink te pakken gehad, er ligt echt overal glas. De Zwitsers staan er beduusd bij terwijl Emiel probeert in te schatten wat er weg is. Het blijkt dat zij tussendoor nog naar hun eigen auto gelopen zijn voor extra geld en zo zagen ze dat onze lampen knipperen.
Ze hadden alleen totaal niet door gehad wat dat betekende. Voor ons is het wel duidelijk, dit is het laatste wat onze Buca nog doet om aan te geven dat het mis is, nadat er eerst een paar minuten een flinke sirene af is gegaan. Alleen hebben we dat alarm binnen niet gehoord.
Ik begin met opruimen van het glas, terwijl Emiel voor in het handschoenvakje kijkt dat openhangt. Tegelijkertijd staat hij geduldig iedereen te woord die wil helpen en eigenlijk ook vooral wil weten wat er gebeurd is. Ik bedenk me dat omstanders meer geruststelling nodig lijken te hebben dan Emiel en ik.
Natuurlijk balen we, absoluut! Maar we accepteren ook dat dit nu eenmaal gebeurd. Eerst moeten we opruimen, een vervangende ruit regelen en dan ook een slaapplek regelen waar we ons veilig voelen met Buca. Die ruit, dat baart me nog het meeste zorgen, in dit land waar alles zo schaars is voor de auto. Hoelang gaat ons dit kosten?? Ondertussen weten we dat in ieder geval de hoofdlampjes en de verrekijker missen, maar dat de Gopro en mijn Fitbit er nog zijn. Zoals Emiel zegt, het lijkt een ‘hit and run’ inbraak. Daarbij is het onze eigen schuld, we hadden het bakje al veel eerder moeten opruimen.
De Zwitsers vinden het duidelijk moeilijk om verder te gaan, maar ze kunnen hier niet verder helpen. Een medewerker van de Carrefour heeft de politie al gebeld én belangrijker, een vriend die iets met glasbewerking doet. We rijden achter de politie aan naar het politiebureau voor de snelste aangifte ooit.
Binnen driekwartier staan we weer buiten, waar de vriend staat te wachten op ons. We kunnen achter hem aanrijden, het is maar een klein stukje. Toch beginnen Emiel en ik een beetje nerveus te grinniken als we een wat vervallen woonwijk inrijden en onze auto op de oprit van een huis moeten parkeren. Wordt dit nu de tweede beroving?
We besluiten het erop te wagen, uiteindelijk weten we wie ons hier naartoe heeft gestuurd. De vriend blijkt Jonathan te heten en samen met twee vrienden heeft hij achter de deur van de oprit een werkplaats zitten. Hij heeft ons al verteld dat het een raam van plexiglas wordt, omdat een raam van glas meer risico heeft op kapot springen. Zo gaan de drie musketiers aan de gang, ieder met duidelijk een eigen taak.
Eerst wordt er een gedeeltelijke mal gemaakt van karton en brengt Daniël, de medewerker van de carrefour en onze reddende engel, een groot stuk plexiglas. Na wat bemoedigende woorden vertrekt hij en proberen ze de eerste poging. Helaas past deze niet en wordt er nu met plasticfolie een mal gemaakt. De tweede poging is echter perfect en na twee uur hebben we een raam wat we zelfs kunnen opendraaien! Opgelucht vragen we naar de kosten. Nee, het is gratis, antwoord een vriend van Jonathan. Maar of we wel op de foto willen voor de instagram. Uhja, al is het maar voor het bewijs! We laten wel geld achter bij Jonathan voor het plexiglas. Na de vervelende ervaring zijn we enorm blij met deze jongens, die ons zo geholpen hebben en zo het nare gevoel uitwissen.
 
 
Rustdag!
We vertrekken naar een baai omgeven door heuvels, een stuk onder Trelew. In deze baai kunnen we de auto op een hele mooie plek uit de wind neerzetten en de aanwezige zeeolifanten van dichtbij bekijken. We besluiten twee dagen te blijven. We doen niet veel behalve de zeeolifanten observeren en lachen om hun gedrag. Ze krabben zichzelf wat, niezen en proesten een paar keer hard en gaan bovenop een ander liggen als ze per se dat plekje willen. En als ze natte voeten krijgen door de zee, kruipen ze precies vijf centimeter verder, tot de zee ze weer inhaald en ze weer iets verder moeten. 
‘S avonds drinken we met andere Overlanders bier en wisselen verhalen uit. De volgende stop voor ons zijn de pinguïns bij Punto Tombo, zij rijden verder naar het zuiden naar een ander reservaat.
‘S ochtends blijkt dat de pinguins toepasselijk zijn, want Emiel loopt precies zo… Het blijkt dat zijn grote teen gebroken is na een heftige confrontatie met een grote steen, die de grote teen verloren heeft. Gelukkig kan zuster Leslie alles vast tapen aan de andere teen en met wat pijnstillers gaat het beter. Nu rest ons nog één groot dilemma, waar gaan we in de buurt van Comodoro veilig Nederland-Argentinië kijken met ons Nederlands nummerbord?